hoe meer je over iets leest hoe minder duidelijk het word
komt uit handboek voor oficieren J.D. pasteur
De kaapstander is niets anders dan een windas, waarvan de rol Ie lood staat. (z. Wisdas.)
Dit werktuig , een der eenvoudigste om eene groote kracht uit te oefenen , bestaat uit sommige deelen , welke tot alle mogelijke kaapstanders behooren, en uit andere , die slechts als bijvoegingen moeten beschouwd worden, en die verschillen naar de omstandigheden, waarin het werktuig gebruikt wordt. Eerst genoemde deelen zijn: de rol (Ie trenil), welke men gewoonlijk van ijpenhout neemt, ^n de spaken of boomen , welke door vierkante gaten in den kop der rol worden gestoken, en die doorgaans van esschenhout zijn. Tot laatst gemelde deelen .behooren: de toestel of de bok (la chèvre) , waarin de rol zich beweegt, en dien men uit eikenhout vervaardigt; verder alles , wat er toe behoort, om de rigting des kabels of des reeps te bepalen, om het werktuig te bevestigen , om te stoppen en wat dies meer zij.
Men heeft vervoerbare en vaste kaapstanders: de vaste treft men aan op schepen, en op sluismuren en kaaijen, tot het bewegen van sluisdenren en draaibruggen; de vervoerbare worden bij alle belang-rijke werken gebezigd, en ter plaatse, waar zij het nuttigste kunnen gebruikt worden door middel van piketten en stroppen zoo onbewegelijk mogelijk op den grond bevestigd.
De rol eens kaapstanders is somtijds een weinig kegelvormig, en moot overigens , tegen het schenren, van onder en boven met ijzeren banden bezet zijn. Die eens vervoerbaren kaapstanders heeft van onderen eenen tap , welke met een weinig speelruimte in een rond gat past, dat daartoe in eene zware plank, die tot den bok -behoort, is uitgehoold. Van boven heeft de rol eenen hals , waarmede zij in eene halfcirkelronde uitholing past, welke in den bo•venregel des boks is gesneden.
Bij wel ingerigto kaapstanders is de gezegde tap van ijzer , en •draait in eenen metalen pot, terwijl de hals door eenen ijzeren bengel omvat wordt, welke door eene spie opgesloten is. De rol is; in alle gevallen , van boven met eenen vierkanten kop bewerkt, waarin twee elkander loodregt kruisende vierkante gaten , om daardoor de spaken te steken.
Bij vaste kaapstanders heeft dat onderscheid plaats, dat de rol doorgaans draait op eene zeer stevig in den vloer of in het metsel werk ^bevestigde ijzeren spil, die bijna de gansche lengte der rol heeft, en waarop deze met eene inwendig aangebragte ijzeren of metalen muts past.
De voordeeligste hoogte , waarop men do boomen kan aanbrengen, is gemiddeld 110 duim boven den grond.
Be kracht, welke men met eenen kaapsfcmder kan uitoefenen, wordt even zoo berekend, als bij het windas , en men behoort daarbij ook de wrijvingen en stramheid der touwen in rekening te brengeu, welke , wel is waar , de uitwerking der aangewende kracht verminderen, doch ook een voordeel opleveren, dat aan dit werktuig bijzonder eigen is , namelijk, dat één man voldoende is , om , zelfs bij de zwaarste lasten, den reep , wanneer die slechts twee slagen om de rol maakt, wederom af te winden , naarmate hij op de rol wordt gewonden.
Be kaapstanders hebben daarentegen een gebrek , hetwelk men, niettegenstaande de Erotische Akademie der kunsten reeds in 1739 deswege eene prijsvraag uitschreef, nog niet heeft weten te verhelpen (1) , hetwelk daarin bestaat, dat de reep , naarmate hij zich om de rol wikkelt, op die rol voortgaat, en na eenige omwentelingen geene plaats meer op dezelve vindt; dat men alsdan verpligt is, den kaapstander eene poos te doen stil staan of te stoppen (choyner) , om den reep naar boven of naar beneden te schuiven , naarmate hel einde reeps , dat met den last vereenigd is , zich ouder of boven bevindt, en daaruit niet alleen tijdverlies ontstaat, maar hetwelk dikwijls ook zeer gevaarlijk is.